Ik hou van aapjes
Ik hou van aapjes. De dierenwinkel verkocht ze voor een dubbeltje per stuk. Ik vond dat eigenaardig, want meestal
zijn ze een stuk duurder. Ik besloot mijn kans te grijpen en kocht er meteen 200. Ik hou van aapjes.
Ik nam mijn 200 aapjes mee naar huis. Ik heb een grote auto. Ik liet een van de aapjes zelf rijden. Zijn naam was
Sigmund. Hij was een beetje een sukkeltje. Eigenlijk waren ze geen van alle erg slim. Ze bleven zichzelf maar voor
hun ballen slaan. Ik lachte erom. Toen sloegen ze mij voor mijn ballen en stopte ik met lachen.
Toen ik thuis was, liet ik ze los in de woonkamer. Ze pasten zich niet snel aan hun nieuwe leefomgeving aan. Ze slingerden
met hoge snelheid van de bank af, recht tegen de muur op. Hoewel dit in eerste instantie grappig was, werd het na
een uur of drie wel eentonig.
Twee uur later kwam ik erachter waarom de aapjes zo voordelig waren. Ze gingen allemaal
dood. Zonder aanwijsbare reden. Ze vielen gewoon zo'n beetje dood neer. Net zoals je dat ook met goudvissen hebt
die opeens ook zomaar dood kunnen gaan. Verdomde goedkope apen.
Ik wist niet goed wat ik nu moest doen. Er
lagen 200 dode aapjes overal in mijn kamer. Op het bed, in mijn klerenkast, hangend aan mijn boekenkast. Het leek
wel alsof ik 200 kleedjes had.
Ik probeerde er eentje door de wc te spoelen. Het werkte niet. De wc raakte
verstopt. Nu had ik een dood, nat aapje en honderd negenennegentig dode, droge aapjes. Ik besloot om te doen
alsof het opgezette dieren waren. Dat werkte een tijdje. Totdat de aapjes begonnen te ontbinden. Ze begonnen
ook vreselijk te stinken.
Ik moest plassen, maar er zat een dood aapje vast in mijn wc en ik wou geen loodgieter
bellen. Ik schaamde me. Ik probeerde de ontbinding van de dode aapjes tegen te gaan door ze in te vriezen. Helaas
was er in mijn vriezer maar ruimte voor twee apen, zodat ik ze elke dertig seconden moest omwisselen. En ik moest
al het eten uit de vriezer opeten om te voorkomen dat het zou bederven.
Ik probeerde ze te verbranden. Ik wist
toen nog niet dat mijn bed brandbaar was. Ik moest het vuur met een schuimblusser doven.
Nu had ik 1 dood, nat
aapje in mijn wc, 2 dode, bevroren aapjes in mijn vriezer en 197 dode, aangebrande aapjes op een stapel op mijn bed.
De geur werd er niet beter op.
Ik raakte geïrriteerd door mijn onvermogen om van de dode aapjes af te
komen en ik moest echt heel erg naar de wc. Ik ging dus toch maar. Daarna sloeg ik een van de aapjes in elkaar. Ik
voelde me nu wat beter.
Ik probeerde ze weg te gooien, maar de vuilnisman zei dat hij niet bevoegd was tot het
meenemen van verbrande primaten. Ik zei hem dat ik ook een natte had. Die mocht hij ook niet meenemen, zei hij. Ik
begon maar niet meer over mijn bevroren aapjes.
Ten slotte heb ik toch nog een oplossing bedacht. Ik gaf ze
weg als kerstcadeaus. Mijn vrienden wisten niet wat ze zagen. Ze deden alsof ze ze wel leuk vonden, maar ik wist
zeker dat ze logen. Ondankbare honden. Dus ik schopte ze voor hun ballen.
God, wat hou ik van aapjes.
Volgende mop: Het volmaakte kerstverhaal?
Vorige mop: Wat zeggen we met de kerst?